Het vosje

Hij kijkt naar de trein
vanuit het hoge gras
spitse oren
zwarte ogen
telkens waakzaam
op wat voorbijraast
tien maal honderd maal
per dag

De tijd die pijn doet
als woekerend staal
seconden lang
het land verscheurt

Daarna weer stilte
over de velden niets dan rust
en een vosje dat 
de beelden van zich afschudt

Met zijn voorpoten 
verder gaat

De knollen uitgraaft
uit dikke aarde